Je trekt een spijkerbroek aan van katoen. Je regenjas is gemaakt van plastic. Je rijdt naar school op een fiets van metaal. En je loopt naar je klaslokaal over een natuurstenen trap. Elke dag gebruik je allerlei materialen. Al deze materialen komen uit de natuur, of zijn gemaakt van stoffen uit de natuur.

Dit heb je nu geleerd:

• Textiel en papier zijn materialen die zijn gemaakt van vezels.
• Textiel wordt gemaakt van vezels die geschikt zijn om draden van te maken.
• Vezels zijn dunne, buigzame draden die komen van planten, dieren of stoffen uit aardolie.
• Elke vezelsoort heeft weer andere eigenschappen.
• Papier wordt gemaakt van vezels die zijn verwerkt tot pulp.

Dit heb je nu geleerd:

• Metaal is een hard, sterke en glanzend materiaal dat voor veel producten gebruikt kan worden.
• Er zijn verschillende metaalsoorten.
• Metaal komt ut erts. Dat is gesteente waar metaal in zit.
• Staal en brond zijn legeringen. Legeringen zijn gemengde metalen.
• Bij het gebruik van metalen zijn de eigenschappen van een metaalsoort belangrijk.
• Sommige metaalsoorten zijn magnetisch, zoals ijzer en nikkel.

Dit heb je nu geleerd:

• Van steen kun je allerlei materialen maken; keramiek, glas, cement en beton.
• In de natuur kunnen allerlei steensoorten worden afgegraven.
• Deze steensoorten noem je natuursteen
• Keramiek zijn alle voorwerpen van gebakken klei. Keramiek is hard en sterk en kan goed tegen hitte, maar is wel breekbaar.
• Glas wordt gemaakt van zand, kalk en soda. Glas is doorzichtig en breekbaar. Het laat heel goed licht en warmte door.
• Van zand, water en steen worden cement en beton gemaakt. Deze materialen worden vooral in  de bouw gebruikt.

Je kent de betekenis van de volgende begrippen:

• Vezels
• textiel
• spinnen
• metaal
• erts
• legeringen
• natuursteen
• glazuur
• keramiek
• beton
• Natuurlijke vezels
• kunstvezels
• glas
• cement
• plastic