De Lage Landen
Rond het jaar 1100 bestond Nederland uit kleine landjes, de Lage Landen, oftewel de Nederlanden. Graven, hertogen en bisschoppen waren de baas over deze landjes. Om hun grondgebied te behouden of te vergroten werden huwelijken geregeld of er werd onderling strijd geleverd. In deze tijd waren vooral de bisschop van Utrecht en de graaf van Holland erg machtig. In het noorden woonden de Friezen, boeren die elkaar hielpen wanneer er een aanval dreigde. Zij bleven hierdoor onafhankelijk.
De Staten-Generaal
Rond 1400 veroverde Philips de Goede, een Franse hertog, grote delen van Nederland. Om het land bestuurbaar te maken, deelde hij Nederland in in gewesten en gaf hij ieder gewest de mogelijkheid om een afvaardiging te sturen naar de Staten-Generaal (Staten komt van standen, iedereen moet er deel van kunnen uitmaken; Generaal komt van algemeen). De Staten-Generaal moesten er onder andere voor zorgen dat er eenduidigheid kwam in alle verschillende manieren van besturen en in de regels die de verschillende gewesten handhaafden. Ieder gewest werd geleid door een stadhouder. De Staten-Generaal kennen wij nu nog als de Eerste en Tweede Kamer.
Karel de Vijfde
Karel de Vijfde werd door allerlei erfenissen al op jonge leeftijd een machtig man. Hij werd onder andere Heer der Nederlanden en koning van Spanje. Hij veroverde bovendien Gelre en Friesland, waardoor alle zeventien Nederlandse gewesten bij elkaar hoorden. Karel V regeerde van 1515 tot 1555. Na zijn dood werd hij opgevolgd door zijn zoon Philips II. Karel V en Philips II waren katholiek en traden streng op tegen de protestanten in hun koninkrijk.
De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)
Karel V wilde één koninkrijk met één godsdienst, het katholicisme. Hij vervolgde anders-denkenden (protestanten) en stelde allerlei strenge regels op waar deze ‘ketters’ zich aan moesten houden. Onder Philips II werd dit beleid nog eens verscherpt. Mede hierdoor, maar ook doordat de rooms-katholieke kerk steeds rijker werd (verkoop van aflaten, kerken vol pracht en praal, kerkelijke ambtsdragers die werelds leefden), groeide het verzet onder de protestanten. Dit werd nog verder gevoed door personen als Desiderius Erasmus (een Rotterdamse humanist die had verkondigd dat het in het christendom vooral om mensen ging) en Maarten Luther (een Duitse protestantse theoloog en reformator die zich in zijn beroemde 95 stellingen had uitgesproken tegen de katholieke leer en met name tegen de praktijk van de aflaten).
Een van de aanleidingen voor het sturen van een Spaans leger naar de Nederlanden – de opmars naar de Tachtigjarige Oorlog – was de Beeldenstorm in 1566; hierbij vernielden en verwoestten de protestanten uit onvrede een groot aantal beelden, kunstwerken en andere kostbaarheden in de kerken van de katholieken. Generaal van het 10.000 man tellende leger was de Spaanse hertog van Alva, namens Philips II. Het protestantse verzet in Nederland werd geleid door Willem van Oranje. Die zorgde ervoor dat Alva gaandeweg steeds meer steden verloor, bijvoorbeeld Den Briel in 1572 en Leiden in 1574.
Willem van Oranje werd in 1580 door Philips II vogelvrij verklaard, om op 10 juli 1584 te worden vermoord door Balthazar Gerards. Na zijn dood nam zijn nog jonge zoon prins Maurits zijn leiderschap over, bijgestaan door Johan van Oldenbarnevelt, raadpensionaris van de Staten-Generaal. Deze probeerde een einde te maken aan de kostbare oorlog; wat hij bereikte was een wapenstilstand die twaalf jaar duurde, van 1609 tot 1621, het zogeheten Twaalfjarig Bestand. Daarna werd het vechten weer hervat.
Toen prins Maurits in 1625 overleed, volgde zijn broer Frederik Hendrik hem op. Onder zijn leiding veroverden de Nederlanden meer en meer gebied terug op Spanje.
Prins Frederik Hendrik maakte het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 net niet meer mee. In dat jaar werd de Vrede van Münster gesloten. De tekst van het Twaalfjarig Bestand werd als uitgangspunt genomen en de Republiek der Nederlanden werd door Spanje als soevereine staat erkend. Het protestantse geloof werd de staatskerk van Nederland en alle katholieke goederen vervielen aan de overheid.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
In 1588 sloten de gewesten een verbond en richtten zij samen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op, ook wel de Zeven Provinciën genoemd. Er waren eigenlijk acht gewesten: Friesland, Groningen, Overijssel, Gelre, Utrecht, Holland, Zeeland en Drenthe, maar deze laatste had geen stem in de vergadering. Brabant, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen waren de ‘generaliteitslanden’: deze werden direct bestuurd door de Staten-Generaal.
Een republiek was een uitzondering in Europa in die tijd. De meeste landen werden geregeerd door vorsten. De opstandige gewesten hadden ook niet bewust naar een republiek gestreefd; ze wilden gewoon dat het weer werd zoals vroeger, toen de steden, gewesten en onderdanen hun eigen vrijheden en privileges hadden. Maar omdat ze er na de afzwering van Philips II niet in waren geslaagd om een vorst te vinden die hen een dergelijke maatschappij kon garanderen, waren de zeven gewesten vanaf 1588 maar gewoon als republiek doorgegaan.
Een van de hoogste ambten in de republiek was dat van de raadpensionaris, die functioneerde als een soort minister-president, minister van financiën en minister van buitenlandse zaken tegelijk. Daarnaast was er meestal nog een Oranje – prins Maurits, prins Frederik Hendrik – die het ambt van stadhouder bekleedde. Als hoog edelman uit het huis van Oranje-Nassau (en dus familie van Willem van Oranje), en opperbevel-hebber over de strijdkrachten, stak de stadhouder ver uit boven alle andere bestuurders en ambtenaren. Het waren de stadhouders die de klinkende militaire overwinningen op de Spanjaarden behaalden!
Stadhouder en raadpensionaris konden gemakkelijk met elkaar in conflict komen. Tijdens het Twaalfjarig Bestand gebeurde dat voor de eerste keer, met een dramatische uitkomst. Na een hooglopend politiek en religieus conflict liet stadhouder Maurits de raad-pensionaris Johan van Oldenbarnevelt arresteren op beschuldiging van landverraad. Op 13 mei 1619 werd hij onthoofd.
De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden kwam ten einde in 1795, toen Franse soldaten het land binnenvielen. Er ontstond een nieuwe staat: de Bataafse Republiek.
De Gouden Eeuw
In de zeventiende eeuw maakte de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, ondanks de oorlog met Spanje tot 1648, een periode van bloei door op het gebied van handel, kunst en wetenschap. Met de Gouden Eeuw wordt meestal de periode van 1602 tot 1672 bedoeld, hoewel de exacte jaartallen variëren afhankelijk van de criteria die men hanteert. In het jaar 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht, waarmee Nederland veel geld zou gaan verdienen in de handel met Azië en uitgroeide tot een machtige zeevarende natie. Het jaar 1672 daarentegen was een rampjaar: 120.000 vijandige soldaten vielen de Republiek binnen vanuit Engeland, Frankrijk, Keulen en Münster. Dit luidde het einde in van de enorme economische voorspoed die het land sinds de oprichting van de VOC had gekend. Door gebruik te maken van onze waterlinie en dankzij een aantal succesvolle zeeslagen ging Nederland echter niet ten onder in de strijd. De Republiek bleef de wereldhandel beheersen tot in de eerste decennia van de achttiende eeuw.
Naast de VOC werd in 1621 ook de WIC opgericht, de West-Indische Compagnie, die handel dreef met Afrika en Amerika. Dankzij de VOC en de WIC ontstond er een grote en zeer rijke klasse van kooplieden. Dit opende deuren voor onder andere kunst, literatuur en wetenschap. Bekende namen uit de Gouden Eeuw zijn bijvoorbeeld Rembrandt van Rijn, Jan Steen en Johannes Vermeer (kunstschilders), Antonie van Leeuwenhoek (wetenschapper, ontwikkelde een eigen type microscoop), Christiaan Huygens (wiskundige, natuurkundige en astronoom), Joost van den Vondel (dichter en toneelschrijver), Jacob Cats (dichter), Jan Pieterszoon Sweelinck (componist en organist), Baruch Spinoza (filosoof en theoloog), Lodewijk, Abraham en Isaac Elsevier (uitgevers), en Abel Tasman (ontdekkingsreiziger).
Een andere bekende persoon uit deze tijd was de zeeheld Michiel de Ruyter, begonnen als bootsmansjongen, later schout-bij-nacht en koopvaarder, en uiteindelijk luitenant-admiraal, de hoogst mogelijke functie bij de marine. Hij vocht onder andere in de zee-oorlogen die tijdens de Gouden Eeuw woedden tussen Nederland en Engeland om de controle over zee- en handelsroutes.
De Bataafse Republiek
Aan het einde van de achttiende eeuw werd de Republiek bestuurd door regenten, een groep edelen die zichzelf steeds verder verrijkten ten koste van het volk en die zichzelf en elkaar de beste baantjes toespeelden. Stadhouder Willem V, prins van Oranje, hield de heerschappij van deze aristocratie in stand. Rond 1781 deden de opstandige patriotten echter een greep naar de macht; zij wilden een meer democratisch bestuur, met vertegenwoordigers van alle klassen en godsdiensten. Als staatsgezinden (tegen-standers van de prinsgezinden) vonden zij ook dat het Wilhelmus en het dragen van oranje kleding verboden moest worden.
Toen het leger van de koning van Pruisen, de zwager van Willem V, de Republiek in 1787 binnenviel om de opstand van de patriotten de kop in te drukken, vluchtten veel patriotten naar Frankrijk. Daar maakten ze kennis met de ideeën van de Franse Revolutie, zoals de eenheidsstaat, scheiding van kerk en staat, gelijke rechten en individuele vrijheid.
In 1795 trok een Frans leger de Republiek binnen, met in zijn kielzog de eerder gevluchte patriotten. Daarop vluchtte Willem V naar Engeland, en de regenten werden afgezet. Ons land werd een vazalstaat van Frankrijk en heette vanaf dat moment de Bataafse Republiek, afgeleid van het Germaanse volk der Bataven dat ooit in Nederland had gewoond. Er werden bestuurlijke hervormingen doorgevoerd en sommige ideeën uit de Franse Revolutie werden ook hier verwezenlijkt. Voor de gewone man veranderde er echter weinig. Toen in 1806 de Fransman Lodewijk Napoleon (broer van de beroemde keizer Napoleon) werd aangesteld als koning van Holland, betekende dat het einde van de Bataafse Republiek.
Het koninkrijk Holland
Ondanks de hervormingen tijdens de Bataafse Republiek bleven veel mensen arm en daardoor groeide er weer nieuw verzet. Om het land in de hand te kunnen houden, stuurde de Franse keizer Napoleon in 1806 zijn broer Lodewijk Napoleon naar de Republiek en stelde hem aan als koning over het nieuwe Holland. In 1810 werd het koninkrijk Holland alweer ontbonden.
Uit deze periode stammen een aantal belangrijke zaken die we nu nog kennen, zoals een grondwet, de naamgeving van individuele personen (burgerlijke stand), en maten en gewichten (meter en kilo). Ook besloot koning Lodewijk dat Amsterdam de hoofdstad van het land moest worden. Hij vestigde zich daar in het Paleis op de Dam. Dit besluit is altijd overeind gebleven; zodoende is Amsterdam nog steeds de hoofdstad van Nederland.
Nederland deel van Frankrijk
In 1810 vond Napoleon het nog steeds niet goed gaan met Nederland: er was nog te veel verzet. Ook vond hij dat zijn broer Lodewijk de Franse belangen niet voldoende behartigde. Daarom riep hij hem terug, ontbond het koninkrijk Holland en lijfde het in bij zijn Franse keizerrijk. Toen Napoleon in 1813 werd verslagen, werd Nederland weer onafhankelijk.
Koninkrijk der Nederlanden
In 1813, nadat Napoleon was verslagen en verbannen, keerde de prins van Oranje, de zoon van de in 1795 gevluchte stadhouder Willem V, vanuit Engeland terug naar Nederland. Deze Willem I werd koning van het Koninkrijk der Nederlanden, het huidige Nederland en België.
Willem I probeerde de Nederlandse taal als bindmiddel te bevorderen om meer eenheid te creëren binnen het koninkrijk; in sommige delen van het land sprak men immers Frans of Duits. De neerlandisatiepolitiek van Willem I stuitte echter op veel verzet, met name onder het Franstalige deel van de bevolking. Ook op andere terreinen streefde Willem I naar een centralistische staat, maar Nederland was nou eenmaal niet een eenheid met één taal, één cultuur, één godsdienst en één geschiedenis. Wel gold voor iedereen de nieuwe grondwet die Willem I vlak na zijn aantreden had ingevoerd. Ook introduceerde hij de leeuw en de rood-wit-blauwe vlag als staatssymbolen voor het hele land.
In 1830 begon België met een strijd voor onafhankelijkheid, die het in 1839 won. Zo ontstond in 1839 het Nederland met de landsgrenzen zoals we die nu nog kennen.