Juf Sylvia
 
(Advertentie)
(Advertentie)
De grote vraag

Deze unit gaat over Nederland, en dan met name over de manier waarop er in Nederland wordt omgegaan met de dreiging van het water vanuit de zee. Je leert over de verschillende maatregelen die in ons land werden en worden genomen om bebouwing mogelijk te maken en veilig te stellen zelfs in gebieden die bedreigd worden door de zee, en hoe er land is gecreëerd in gebieden waar vroeger alleen maar water was.

Jullie gaan samen onderzoek doen naar en alles te weten komen over de speciale band die Nederland heeft met het (zee)water.

Bij aardrijkskunde leren we....

  • dat Nederland voor een groot deel lager ligt dan de zeespiegel
  • hoe Nederland zich beschermt tegen de zee
  • wat polders zijn, hoe ze gemaakt worden en waar ze liggen
  • op welke manier de ervaring van de Afsluitdijk gebruikt is bij de bouw van de Deltawerken
  • hoe we topografische kaarten moeten lezen en maken

 

Bij natuur leren we....

  • over zoet, zout en brak water in de vroegere Zuiderzee en het huidige IJsselmeer
  • over de getijdenwerking
  • hoe dijken en duinen worden gemaakt en hoe ze nog meer worden gebruikt
  • de doorlaatbaarheid van natuurlijke materialen

 

Bij geschiedenis leren we....

  • hoe men in Nederland leefde in gebieden waar het land kon overstromen
  • waar plaatsnamen vandaankomen
  • wie Simon Stevin, Jan Adriaenszoon Leeghwater en Cornelis Lely waren
  • watersnood herdenkingsmonumenten

 

Bij internationaal leren we....

  • over overstromingen en andere watersnoodrampen elders in de wereld
  • over de invloed van waterbeheer op andere landen
  • over Nederlandse waterwerken wereldwijd

 

Bij muziek leren we....

  • wat zeemansliederen zijn en welke rol de strijd tegen het water hierin speelt
  • hoe we met water muziek kunnen componeren

 

Wie het over Nederland heeft, zegt water. Onze grote vijand, maar ook onze grote vriend. Met krachtige rivieren die door ons land stromen en de Noordzee en de Waddenzee. Waar is toch die Zuiderzee gebleven? Maar ook drinkwater en waterstanden beïnvloeden ons land elke dag. In deze unit krijgen we dus ‘natte voeten’! “Nederland is geschapen door de Nederlanders zelf…” Veel mensen in Nederland wonen lager dan de zeespiegel. Dit is niet altijd zo geweest. De eerste bewoners van ‘de Nederlanden’ (de lage landen) leefden alleen op de hoger gelegen delen. Met name in Friesland en Groningen bouwde men in later tijd (6000 tot 7500 jaar geleden) terpen of wierden van klei en afval.

In de dertiende en veertiende eeuw n.Chr. begon men met het aanleggen van dijken in Friesland en Noord-Holland, soms onder leiding van monniken (Monnickendam). Hierdoor verdween bijvoorbeeld de Middelzee, waar Leeuwarden aan lag. Het was erg duur om de dijken goed te onderhouden. Dat werd dan ook niet altijd gedaan. Hierdoor stortten veel dijken na enkele jaren weer in als het zwaar stormde. Door de groei van de bevolking was er steeds meer bouwgrond en landbouwgrond nodig. Bovendien zorgden met name de novemberstormen regelmatig voor grote overstromingen met vele slachtoffers.

Sinds het jaar 1500 zijn er in ons land meer dan vierhonderd plassen en meren drooggelegd. De zeventiende eeuw was de tijd van de droogmakerijen.

Rond het jaar 1600 bestond Noord-Holland voor de helft uit water. Alkmaar lag aan zee en Den Helder op een eiland. Een beroemde Nederlander, wiens hulp ook regelmatig in het buitenland werd ingeroepen, was Jan Adriaenszoon Leeghwater (1575-1650, water-bouwkundige en molenbouwer, geboren als Jan Adriaenszoon – pas later voegde hij zelf ‘Leeghwater’ toe aan zijn achternaam!). Hij liet molens bouwen en had een groot aandeel in het droogleggen van vele meren en plassen. Hij schreef het ‘Haarlemmermeerboeck’, waarin hij pleitte voor de drooglegging van de Haarlemmermeer. Pas 200 jaar later zou men hiermee beginnen.

 

Een aantal jaartallen 16e eeuw Een groot gevaar werd gevormd door het grote meer Almere, een binnenzee die vanaf het jaar 1400 de Zuiderzee werd genoemd, en sinds 1932 het IJsselmeer. Deze binnenzee overstroomde regelmatig bij stormen. Simon Stevin (1548-1620, waterbouwkundig ingenieur) kwam met het idee om de Waddeneilanden met elkaar te verbinden en vervolgens Ameland te verbinden met de kust, om zo de Zuiderzee droog te kunnen malen. Als je nagaat dat er alleen al voor het droogleggen van de Beemster maar liefst 43 molens nodig waren, is het duidelijk dat dit een onhaalbaar plan was.

(Advertentie)

 

 

 

Jaartallen

1612 Drooglegging van de Beemster, Noord-Holland. 1622 Drooglegging van de Purmer, Noord-Holland.

 

1633 Drooglegging van de Schermer, Noord-Holland.

 

1851 Voltooiing van de drooglegging van de Haarlemmermeer (eveneens in Noord-Holland). Hiermee was men begonnen in 1837. Door de grootte van het droog te leggen gebied (18.500 hectare) kon men deze klus pas klaren toen het stoomgemaal was uitgevonden. Er waren er drie nodig om de Haarlemmermeer droog te leggen. Het gemaal Halfweg, dat tegenwoordig nog steeds te bezoeken is, kon 25.000 liter water per seconde wegpompen! In de Haarlemmermeer ligt Schiphol op een laagte van vier meter onder NAP (Normaal Amsterdams Peil, dat wil zeggen: de gemiddelde hoogte van de zeespiegel bij Amsterdam; de hoogte van andere punten in Nederland wordt gemeten in aantal meters onder of boven NAP).

 

19e eeuw

Drooglegging van de Prins Alexanderpolder (niet te verwarren met Willem-Alexander), in de buurt van Rotterdam, aan de rivier de Rotte. Een meer dat drooggelegd moest worden, werd eerst omgeven door twee ringdijken met daar tussenin een ringvaart. Molens, later stoomgemalen, nog later elektrische gemalen pompten het water vanuit het meer de ringvaart in. Vanuit de ringvaart stroomde het water dan naar een kanaal of rivier. In plaats van een ringvaart kan ook een kanaal of plas de opvang vormen; deze opvang noemt men de boezem. Sluizen en gemalen bleven nodig om de waterstand in het ontstane polderland op de goede hoogte te houden.

 

1886 De Zuiderzeevereniging werd opgericht. Onder leiding van Cornelis Lely (waterbouwkundig ingenieur, 1854-1929) moest de vereniging onderzoeken wat er het beste gedaan kon worden met de Zuiderzee.

 

1916 Na een grote overstroming (de Zuiderzeevloed van 13 januari) kreeg Lely de opdracht om de Zuiderzee af te sluiten en in te polderen.

 

1930 Drooglegging van de Wieringermeer (20.000 ha), de eerste en enige polder die zich Zuiderzeepolder mag noemen. Lely maakte dit niet meer mee. Hij overleed in 1929; zijn standbeeld staat aan het begin van de Afsluitdijk op Wieringen.

 

1932 Door de aanleg van de Afsluitdijk veranderde de Zuiderzee in het IJsselmeer. De Afsluitdijk verbindt de provincies Noord-Holland en Fryslân, en vormt zo een scheiding tussen de Waddenzee en het IJsselmeer.

 

1942 Drooglegging van de Noordoostpolder (48.000 ha). Dit is de eerste IJssel-meerpolder.

 

1953 Op 1 februari 1953 vond de watersnoodramp in Zeeland plaats; deze werd ook wel de Februariramp genoemd. Zo’n 1800 mensen overleefden de overstromingen niet, ruim 150.000 ha kwam onder water te staan, en de totale schade bedroeg bijna 7 miljard euro. Het was dus hoog tijd voor de Deltawerken: het afsluiten van alle zeearmen door dammen te bouwen met grote sluizen erin.

 

1953 Twintig dagen na de ramp werd er een Deltacommissie geïnstalleerd, om adviezen te geven over de uitvoering van een Deltaplan. Het plan moest zorgen voor meer veiligheid in het Deltagebied, maar ook rekening houden met de economische belangen van de havens van Rotterdam en Antwerpen.

 

1957 Drooglegging van Oostelijk Flevoland (54.000 ha).

 

1958 De Deltawet werd aangenomen, om de bouw van dammen en sluizen in het Deltagebied goed te kunnen regelen. 1958 De eerste stormvloedkering van de Deltawerken werd in gebruik genomen, te weten die in de Hollandse IJssel. Deze kering moest de dichtbevolkte Randstad beschermen tegen eventuele overstromingen in de toekomst

 

1960-1977 De volgende Deltawerken werden gerealiseerd: de Volkerakwerken, de Haringvlietdam, de Zandkreekdam, de Veerse Gatdam, de Grevelingendam en de Brouwersdam. Alleen de Westerschelde bleef open, vanwege de scheepvaart vanuit Rotterdam, Vlissingen, Antwerpen en Gent.

 

1968 Drooglegging van Zuidelijk Flevoland (43.000 ha).

 

1969 Drooglegging van de Lauwerszeepolder, Friesland.

 

1986 De Oosterscheldekering, een van de grootste bouwwerken van de wereld, werd geopend door de toenmalige koningin Beatrix. De Oosterscheldedam, met in het midden het eiland Neeltje Jans, heeft schuiven die men kan laten zakken bij gevaarlijke omstandigheden. Zo blijft het water zout en de natuur behouden.

TAAK 1: NAP

 

Bij veel bruggen of sluizen staat een meter die aangeeft hoe hoog het water staat ten opzichte van het NAP. Zoek uit wat NAP betekent. 

 

Waar komt deze term vandaan?

Wat heeft Amsterdam ermee te maken?

 

Je kunt bij het onderzoek de volgende websites gebruiken:

www.rijkswaterstaat.nl/zakelijk/open-data/normaal-amsterdams-peil Info-Circle

Op de website van Rijkswaterstaat wordt kort uitgelegd wat NAP is en waar het voor gebruikt wordt. 

 

www.normaalamsterdamspeil.nl/nl/nap-geschiedenis/ Info-Circle

Op normaalamsterdamspeil.nl is onder andere te vinden hoe het NAP ontstaan is.

 

Bekijk de hoogtekaart van Nederland. Dit in de atlas of op de website van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN): www.ahn.nl.

 

Welke delen liggen boven en welke onder de zeespiegel?

Ligt jouw woonplaats boven of onder NAP?

 

Maak een lijst met twaalf plaatsnamen. Kies een plaats uit elke provincie. Dat kunnen woonplaatsen zijn van familieleden of vrienden en/of plaatsen die bekend zijn van boeken of televisie.

Zoek uit op welke hoogte deze plaatsen liggen. Gebruik de atlas of de website van het AHN: → met de viewer kan je zoeken op de hoogtekaart → met het postcodetool vind je de informatie door het invoeren van de postcode (op www.postcode.nl vind je postcodes bij een plaats en straat).

 

 

Verwerking:

 

Zet de volgende informatie op een blanco kaart van Nederland:

→ Kleur het deel van Nederland dat onder nul NAP ligt.

→ Kleur de duinen.

→ Teken de Hondsbossche en Pettemer Zeewering.

→ Kleur de Afsluitdijk.

→ Welke plaats ligt het laagst in Nederland? Geef deze plaats aan op de kaart.

→ Wat is het hoogste punt in Nederland? Geef aan waar dit ligt, hoe hoog het daar is en hoe het heet.

→ Teken de volgende polders en schrijf de namen erbij: Zuidelijk Flevoland, Oostelijk Flevoland, Noordoostpolder, Haarlemmermeer, Wieringermeer, Schermer, Wormer, Purmer en Lauwerszeepolder. De polders moeten duidelijk omlijnd worden en verschillende kleuren krijgen.

 

Met welke kleuren en symbolen ga je werken?

Denk ook aan de kaartopmaak.

Bij een kaart horen een noordpijl of windroos, schaalstok of schaalgetal, verklarende legenda en een titel. Je kunt eventueel ook de lengte- en breedtegraden toevoegen.

Waterwoordenboek

 

Met je groepje heb je een boekje met "waterwoorden"gekregen. 

-> Verdeel de woorden over je groepje 

-> Zoek de betekenis van deze woorden op

-> maak er een tekening bij die je helpt bij de uitleg.

-> Vertel elkaar daarna wat je hebt ontdekt over "jouw" woorden zodat iedereen weet wat de woorden betekenen.

 

 

(Het waterwoordenboek krijg je van de juf)

(Advertentie)

Om een polder droog te houden, moet het water er voortdurend uit worden gepompt. Hiervoor worden poldermolens gebruikt: windmolens die speciaal bedoeld zijn om water vanuit de polder de ringvaart in te pompen, met behulp van een scheprad of een vijzel (schroef van Archimedes). Bij diepe polders is het niet altijd mogelijk om met één enkele molen al het water weg te pompen. In die gevallen biedt getrapte bemaling uitkomst. Dit houdt in dat een ondermolen het water vanuit de polder de onderboezem in maalt (pompt), waarna een middenmolen het vanuit deze onderboezem de tussenboezem in maalt, waarna een bovenmolen het water ten slotte de ringvaart in maalt. Zo’n serie molens in bedrijf wordt ook wel een maalgang genoemd. De bekendste maalgang in Nederland staat in Kinderdijk

 

 

Laat zien hoe land in een drogerij wordt drooggemaakt.

→ onderzoek in welke stappen een droogmakerij wordt aangelegd.

→ zet deze stappen in een stroomschema (krijg je van de juf)

→ ontwerp pictogrammen bij de verschillende onderdelen van het stroomschema

 

Vorm een groepje. Maak samen een maquette van een droogmakerij.

Er moet veel gebeuren, dus verdeel de taken aan het begin zo handig mogelijk! Bekijk het stroomschema. Welke elementen moeten allemaal in de maquette komen?

Elementen die in ieder geval terug moeten komen in de maquette:

→ dijken voor de niveauverschillen

→ sloten

→ molens

→ een gemaal

→ een kanaal 

We kijken samen naar de eerste beelden van de watersnoodramp in 1953.

Welke gebieden zijn toen allemaal onder water gelopen?

 

Onderzoek waarom de Deltawerken zo hard nodig waren.

→ wat heb je ontdekt? 

→ schrijf het op een grote muurkrant

→ plak er afbeeldingen bij die je hebt gevonden

→ maak er tekeningen bij

 

Vorm een groepje.

Maak samen vier kaarten:

→ een ingekleurde kaart van Zeeland op 31 januari 1953

→ dezelfde kaart, met daarop aangegeven de dijkdoorbraken

→ een kaart met daarop aangegeven de ondergelopen gebieden

→ de kaart van nu, met daarop aangegeven de Deltawerken

 

Gebruik hiervoor blanco kaarten en verdeel de taken goed.

Maak vooraf ook afspraken over de manier waarop jullie het een en ander op de kaart zetten. Dat maakt het makkelijker om de vier kaarten goed te vergelijken.

Denk aan:

→ de kleuren en symbolen

→ kaartopmaak (noordpijl of windroos, schaalstok of schaalgetal, verklarende legenda, titel en eventueel lengte- en breedtegraden

(Advertentie)
(Advertentie)

De zee is naast vijand ook vriend, want...

→ door de zee hebben we havens en dus handel;

→ het water maakt scheepsbouw mogelijk;

→ de visserij is afhankelijk van het water;

→ het is goed voor recreatie en toerisme (zwemmen, varen, waterskiën, surfen, wadlopen, etc.).

 

Neem een groot vel papier en verdeel het in 4 vakken. In elk van de vier vakken schrijf je een van de volgende termen: havens/handel, scheepsbouw, visserij en toerisme/recreatie)

→ ontwerp bij elke term een symbool en teken.

→ bekijk de lijst met plaatsen (krijg je van de juf)

→ zoek uit in welk vak de plaatsen horen en schrijf de plaatsnaam in het juiste vak.

 

Let op dat sommige plaatsen vroeger een van deze functies vervulden, maar nu niet meer. Kijk daarom af en toe ook naar de geschiedenis van een plaats. Als een plaats meerdere functies heeft, zet de plaatsnaam dan bij alle bijbehorende vakken.

Zoek op waar de plaatsen liggen.

 

Neem een blanco kaart van Nederland:

→ geef aan waar de plaatsen liggen;

→ zet er het juiste symbool (of symbolen) bij;

→ geef met een kleur aan of de plaats de functie nu heeft of dat het die vroeger had of allebei (geel voor vroeger, blauw voor nu, en groen voor vroeger én nu)

 

 

Je zoekt in deze activiteit antwoorden op een aantal vragen:

 

Wat weten we over de Afsluitdijk?

Hoe is de vroegere Zuiderzee veranderd in het huidige IJsselmeer?

Was het water in de Zuiderzee vroeger zoet, zout of brak?

En hoe zit dat met het huidige IJsselmeer?

Hoe is dat zoet geworden en hoelang duurde dat?

 

Wat is  zoet, zout en brak water.

 

Onze onderzoeksvraag is:

Wat zijn de gevolgen voor dieren en planten, wanneer zout water zoet wordt of andersom? 

Kun je een voorspelling doen? 

Wat zou er gebeuren als bijvoorbeeld de Waddenzee zoet water zou hebben?

Of wat als een meer bij jullie in de buurt opeens zout water heeft

 

In een groepje zoek je samen uit welke dieren en planten er leven in...

→ zoet water

→ zout water

→ brak water

 

Verdeel een vel A3-papier in drie vakken van gelijke grootte. Zet bij de vakken met grote letters 'zoet', 'zout' of 'brak'.

Schrijf de verschillende soorten dieren en planten in het juiste vak. Plak er eventueel afbeeldingen bij of maak tekeningen

(Advertentie)

De duinen langs de Nederlandse westkust en op de Waddeneilanden zijn op natuurlijke wijze ontstaan. Ze vormen een zeer belangrijke natuurlijke barricade tussen de zee en het laagland. Tegenwoordig worden ze verstevigd en onderhouden. Afkalving wordt tegengegaan door de aanleg van golfbrekers in de vorm van palenrijen of strekdammen. Het verstuiven van duinzand probeert men te beperken door de aanplant van biestarwe-gras, helmgras en zandhaver; deze houden met hun lange wortels het zand vast.

De Nederlandse duinen zijn beschermd gebied. Duinen zijn vaak waterwingebieden. Naar sommige duingebieden wordt vuil rivierwater gepompt vanwege de zuiverende werking van het fijne duinzand. Onder meer in de duinen ten zuiden van Zandvoort wordt drinkwater gewonnen. Langs de kustlijn ten zuiden van Petten hebben zich geen duinen gevormd en bestaat de kustverdediging uit een zeedijk: de Hondsbossche en Pettemer Zeewering.

 

De basis van dijken is ook zand, maar dijken worden niet op natuurlijke wijze gevormd. Aan de zeekant wordt beton of asfalt gestort, aan de landkant wordt de dijk bedekt met klei. In zee wordt de dijk, gedeeltelijk onder water, verstevigd met grote blokken steen of klei.

 

Op de grote kaart, gemaakt bij taak 1 van Aardrijkskunde, zijn duinen gekleurd.

Bij Petten zijn geen duinen. Daarom is daar een dijk aangelegd: de Hondsbossche en Pettemer Zeewering.

Denk je dat duinen en dijken allebei even goed zeewater kunnen tegenhouden zodat het land niet overstroomt?

Waarom wel of waarom niet?

 

Doe hier onderzoek naar. Onderzoeksvraag

Welke soort duinen of dijken zijn het meest geschikt om zeewater bij een storm tegen te houden en waarom?

 Uit welke materialen duinen en dijken bestaan.

Kunnen je aangeven waar er duinen en dijken zijn?

Hoe hoog zijn deze?

Waarom wordt er op de ene plek gebruikgemaakt van dijken en op de andere van duinen?

Wat is de bodemsoort op die plekken?

Hoe worden ze verstevigd?

Zijn ze allebei even geschikt zijn om zeewater tegen te houden om te voorkomen dat het land overstroomt.

De eerste bewoners van ons land trokken rond en maakten geen dijken. Ze leefden steeds op plekken waar voldoende voedsel was. Ze joegen op dieren, visten, en verzamelden fruit, groenten en zaden. Daarbij kwamen ze op de hoger gelegen gebieden, want daar hadden ze geen last van het water. Wel is het waarschijnlijk dat ze in de buurt kwamen van rivieren en meren, omdat daar veel eetbare gewassen groeiden (de grond was daar immers vruchtbaar) en het water vol vis. Zo’n 6000 tot 7500 jaar geleden werden in Nederland de eerste nederzettingen gesticht. Mensen bleven nu op één vaste plek wonen en gingen leven van de landbouw en veeteelt. Op sommige plekken gooide het water soms roet in het eten: dat kwam af en toe te hoog. Met name in Friesland en Groningen werden daarom heuvels gebouwd van afval en klei: terpen en wierden. Deze staan aangegeven op de hoogtekaart in de atlas. Pas rond het jaar 1300 ging men, soms met de hulp van monniken, dijken bouwen om het water te bedwingen. Men kon toen echter nog geen stukken land droogleggen. Daarmee werd begonnen in de zeventiende eeuw.

 

Bekijk nog een keer de hoogtekaart van Nederland.

Onderzoek waar ongeveer 8000 jaar geleden mensen woonden in ons land.

Waar leefde men van?

Welke rol speelde het water toen?

Was het water vriend of vijand?

Doe hetzelfde voor 5000 en 1000 jaar geleden.

Was het water vriend of vijand voor de jager of verzamelaar van heel vroeger, voor de boer van later, voor de stedeling nog veel later?

Hoe gingen deze groepen om met het water.

 

Stel je voor dat je lang geleden leefde.

Maak een keuze: Ben je een...

→ (1) jager & verzamelaar

→ (2) een boer

→ (3) een stedeling

Stel je ook voor dat in die tijd Facebook, Instagram en Tiktok al bestonden. Schrijf een bericht of neem een vlog op over iets dat jou op een dag is overkomen. Het moet te maken hebben met water. Dit kan een probleem zijn, maar ook iets positiefs. Bij zo’n bericht hoort natuurlijk ook minimaal één foto of tekening! Bedenk eventueel ook nog een tweet die jouw personage geschreven zou kunnen hebben over water

Wat is jouw achternaam?

En welke achternamen hebben de kinderen in de klas?

Weet iemand misschien waar zijn of haar achternaam vandaan komt? 

 

Ook plaatsnamen komen altijd ergens vandaan. Soms is de betekenis nog wel te vinden. Vorm een groepje. Veel steden en dorpen in Nederland hebben het woordje beek, dam, dijk, sluis, zee, meer, water, wierd(e) of terp in hun naam.

Ga op zoek naar plaatsnamen met deze woorden.

Zoek er zoveel mogelijk en schrijf ze op een groot vel papier. Maak op het vel papier voor elk woord een lijst (dus negen lijsten). Geef iedere lijst (dus ieder woord plus bijbehorende plaatsnamen) een eigen kleur.

Zoek op een kaart van Nederland waar de plaatsen liggen.

Neem die over op een blanco kaart. Zet stippen in dezelfde kleur als de woorden in de kolommen en schrijf de plaatsnaam erbij. 

Wat valt je op? 

Welke conclusie kun je trekken? 

 

 

Ga op zoek naar verhalen van en over mensen die de watersnoodramp in 1953 hebben beleefd.

De mensen kunnen de ramp op allerlei manieren hebben meegemaakt. Bijvoorbeeld doordat ze zelf in het rampgebied woonden of doordat ze daar familie of vrienden hadden met wie ze contact probeerden te onderhouden. Zoek in allerlei bronnen: internet, boeken, oude kranten, verhalen van mensen die ze kennen die de ramp hebben meegemaakt, maar misschien ook wel brieven of informatie die van mond tot mond ging. Hoe hebben de mensen de ramp ervaren? Wat voelden ze?

 

Verwerking

Schrijf een bladzijde in je dagboek over de dag 1 februari 1953. Kies een  een scenario voor die dag. Gebruik dat als uitgangspunt voor je verhaal in het dagboek.

Het is een van de volgende scenario’s:

→ Je woont in Oost-Nederland en ziet het Polygoonjournaal. Je hebt familie wonen in Zeeland…

→ Je woont in het rampgebied…

→ Je mag mee met je oom, die vliegenier is bij de Amerikaanse luchtmacht. Met een helikopter ga je op reddingstocht…

 

In een groepje van drie lees  je de verhalen aan elkaar voor.

Wat valt je op?

Welke verschillende emoties zijn er? 

Bekijk de foto’s van Cornelis Lely en van de Afsluitdijk.

Weet je wie Lely is?

Wat heeft hij te maken met de Afsluitdijk?

Doe hier onderzoek naar. Ga op zoek naar nog meer bekende personen in de Nederlandse geschiedenis van waterbeheer. Geef bij elk persoon antwoord op de vragen (zie schema dat je van de juf krijgt)

 

Als het gaat om de strijd tegen water zijn de drie bekendste personen in Nederland Simon Stevin, Cornelis Lely en Jan Adriaenszoon Leeghwater.

In je groepje kies je een van deze drie personen. Verzamel zo veel mogelijk informatie over hem en maak een miniwerkstuk of informatief stripverhaal (zie “Van nul tot nu”).

 

Wie is het (verzonnen) jongentje Hans Brinker.

Waar stond deze mythische held symbool voor?

Wat betekende hij voor de bescherming van Nederland tegen het water? Schrijf een verhaal dat in binnen- en buitenland de ronde doet over dit jongetje.

Invloed van beslissingen over water op andere landen

Waterwerken worden niet alleen gebouwd om het land en de mensen te beschermen, ze worden ook gebouwd om energie op te wekken of om droge gebieden vruchtbaar te maken.

Jullie onderzoeken een aantal internationale waterwerken en bekijken waarom ze zijn gebouwd en welke invloed dat heeft gehad op omliggende landen en op de natuur.

→ Hooverdam, Amerika

→ Aswandam, Egypte

→ Grote Ethiopische Renaissance Dam

→ Ilisu-dam, Turkije

→ Kölnbreinsperre, Oostenrijk

→ Yacyretádam, Argentinië en Paraguay

→ Drieklovendam, China

 

Je gevonden informatie zet je in het schema dat je van de juf krijgt.

 

 

Nederlanders staan wereldwijd bekend als uitstekende watermanagers. Het feit dat wij dag in dag uit tot 6 meter onder zeeniveau kunnen leven, is daar het bewijs van.

Hoe helpen deze bedrijven andere landen bij het managen van hun water?

 

Bekijk bijvoorbeeld eens hoe een Nederlandse bedrijf Dubai helpt om eilanden in de zee te bouwen.  www.vanoord.com/nl/activiteiten/dubai

 

Stel er wordt aan jullie gevraagd een eiland te bouwen.

Waar zouden jullie dit doen?

Hoe ziet het eruit?

Welke natuurlijke materialen uit de omgeving gebruik je?

Welke functie zou het eiland krijgen?

Hoe zou je het eiland noemen?

 

Maak hier een schets van en licht al je keuzes toe